Tussenkomst van Ortwin Depoortere (Vlaams Belang) over de erbarmelijke leefomstandigheden in de commerciële rusthuizen

Minister, toen ik vorige week woensdag de Panoreportage bekeek, overviel mij een gevoel van verbijstering en verontwaardiging. Ik denk dat dat gevoel leefde bij heel wat kijkers, en wellicht niet het minst ook bij de leden van deze commissie. Twee reporters zijn undercover gegaan om een aantal commerciële woonzorgcentra van binnenuit te bekijken. En de leefomstandigheden lieten er, op zijn zachtst gezegd, te wensen over. Dat was toch hun conclusie na hun reportage.

Ik wil hier niet alles tot in detail bespreken, maar ik wil er toch een aantal problemen uitlichten, waarvan ik van mening ben dat die het dringendst nood hebben aan een oplossing.

Een eerste grote probleem is het personeelstekort. Het is nu vaak zo dat er twee tot vier personeelsleden aanwezig zijn op een afdeling van vijftig bewoners. Dat is conform de personeelsnorm van de overheid, maar er moet onmiddellijk bij worden opgemerkt dat dat te weinig is. Dat wordt niet enkel zo ervaren door de bewoners, maar ook door heel wat woonzorgcentra zelf. En daar zit wel een verschil tussen de commerciële en de niet-commerciële woonzorgcentra. Terwijl de niet-commerciële woonzorgcentra wel bijkomend personeel aannemen om te voldoen aan een kwaliteitsvolle zorg, doen sommige commerciële woonzorgcentra – ik wil ze zeker niet allemaal over dezelfde kam scheren – dat niet, met alle gevolgen van dien. De tijdsdruk is niet meer menselijk te noemen. Zorgbehoevenden moeten op een zeer korte tijd gewassen, aangekleed, gevoed worden enzovoort. Men heeft geen tijd om iets te doen aan de eenzaamheid, waar veel van die ouderen mee te maken hebben, en om op een rustige manier goede zorg te geven, al was het maar om eens een praatje te slaan met sommige van die mensen. Er moet dus in de eerste plaats iets gebeuren aan de personeelsbezetting, aan die minimumnorm.

Een tweede probleem dat opdook naar aanleiding van de reportage, en dat is niet nieuw, is het bezorgen en de kwaliteit van de voeding. U herinnert zich de discussie die we dit jaar al in deze commissie gevoerd hebben, minister. De vaststelling was net dezelfde als toen, namelijk dat er in te weinig budget wordt voorzien om kwaliteitsvolle maaltijden aan te bieden, ook met alle gevolgen van dien. Dat kan in extreme gevallen namelijk leiden tot ondervoeding.

Een derde probleem dat naar aanleiding van deze reportage opdook, is het feit dat er wat schort aan de inspectie en de klachtenbehandeling. Ik vind het schrijnend te moeten vaststellen dat wij door een reportage van de openbare omroep opnieuw de discussie moeten voeren over hoe we een kwaliteitsvolle zorg aanbieden.

Minister, ik heb ook goed geluisterd naar het debat van afgelopen zondag in De zevende dag. U hebt daar verschillende zaken ten berde gebracht. Bij een ervan wil ik mij zeker aansluiten, namelijk dat we daar een open en groot debat over moeten voeren. Dat is een vaststelling waar niemand omheen kan. Dat er een mentaliteitswijziging nodig is, bij de burgers in het algemeen, daar zal ook iedereen van overtuigd zijn. Maar ik zit hier als oppositielid om u te ondervragen over het gevoerde beleid.

Dan kom ik terug bij mijn drie vaststellingen. Ik wil daar dan graag mijn vragen aan koppelen. Ten eerste: het personeel. Zult u op korte termijn de minimumnorm van personeelsbezitting aanpassen? U sprak tijdens het debat in De zevende dag over een differentiëring van het personeelskader. Ik kan u daar voor een groot stuk in volgen. Hebt u er zicht op wanneer dat in de praktijk zal worden ingevoerd?

Ten tweede: de budgetten. In een artikel in De Tijd stelt men dat er een tekort is van 120 miljoen euro om personeel in te zetten om een goede zorg te garanderen, zeker rekening houdend met de toenemende vergrijzing.

En ten derde: de rapportering en de klachtenbehandeling. Ik stel mij nog altijd vragen bij het al dan niet efficiënt inzetten van de Zorginspectie. Ik wil zeker niet beweren dat zij geen goed werk leveren, maar ik stel me wel de vraag of zij voldoende bemand zijn en of zij op een goede, efficiënte manier worden ingezet.

Er is tijdens het debat in De zevende dag ook gesproken over een andere rol die we kunnen geven aan de adviserende artsen die werkzaam zijn in de wzc’s. U had daar oren naar en maakte zich sterk dat u de kaderinvulling van deze functie zou herbekijken. Ik had graag geweten welk tijdspad u daarvoor in gedachten had. Wat klachtenafhandeling betreft, denk ik dat er ook sprake moet van kunnen zijn om bewoners, familie van bewoners enzovoort mee in te schakelen in heel de klachtenafhandeling.

Minister, ik hoop dat als we al deze problemen niet enkel benoemen maar er ook een gepast antwoord op geven – en dat kan gegeven worden – in een aanvaardbare termijn, dat wil zeggen op korte termijn, we dan wel tot een kwaliteitsvolle zorg kunnen komen.

Antwoord minister

 

 

Ortwin Depoortere (Vlaams Belang) repliek

Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Het is een problematiek die zich niet laat vatten in enkele minuten tijd. Dit onderwerp, of toch bepaalde facetten ervan, zal hier nog meermaals worden besproken.

De opsomming die u geeft, zal wel volledig zijn. U zegt dat we op het vlak van de financiering bezig zijn met een inhaalbeweging van 278 miljoen euro tussen 2015 en 2019. Dat is uiteraard correct, maar de vraag rijst of dit voldoende is. De doelstelling die iedereen voor ogen houdt, is de minimale basis aan zorg garanderen. Is deze budgettering voldoende om de minimale basiszorg in sommige gevallen te garanderen? Ik kijk nog altijd uit naar de begroting die we hier binnenkort zullen bespreken. Ik hoop dat de financiële inspanningen effectief in daden zullen worden omgezet en dat we inderdaad verschuivingen van budgetten zullen zien ten voordele van de residentiële ouderenzorg.

U haalt een aantal zaken aan die in de pijplijn zitten. Er is een conceptnota die ter inzage ligt bij de Vlaamse Regering. U spreekt van een aanpassing van het Woonzorgdecreet waarin andere kwaliteitseisen zullen vermeld zijn. U spreekt over het protocol dat u wilt afsluiten met de sector. Dat zijn allemaal goede elementen. Dat ontkent niemand. Ik hoor alleen geen tijdspad. Ik hoor niet tegen wanneer u dit allemaal gerealiseerd wilt zien. Dat is nochtans belangrijk om vertrouwen te kunnen geven aan de bewoners, familieleden en de sector zelf.

Het is in mijn ogen inderdaad een logische zaak dat we aan de sector een aantal eisen stellen, dat er meer transparantie wordt geëist, niet enkel op financieel vlak, maar ook op het vlak van de kwaliteitszorg. Ik verwacht dus een duidelijkere tijdslimiet: wanneer zal dit alles in de praktijk worden omgezet? Idem voor de personeelsnormen die daar ook in vervat zitten. U maakt zich nu sterk dat dit zal worden herzien met het oog op meer welzijn voor de ouderen.

Ten slotte is er de inspectie. U zegt zelf dat de woonzorgcentra de kwaliteitsindicatoren zelf moeten bepalen, dat ze die zelf moeten meten, dat dat veeleer is bedoeld als een sensibilisering, dat het ook maar momentopnames zijn en dat men dus geen lessen kan trekken uit die kwaliteitsindicatoren. Dat lijkt me eigenlijk geen goede zaak, zeker als we weten dat er wel degelijk mistoestanden gebeuren in bepaalde woonzorgcentra. Ik denk dat we op dat vlak toch wat stringenter, wat strenger zullen moeten optreden, en als dat niet lukt vanuit de sector zelf, dan is daar een taak weggelegd voor de overheid, om daar duidelijker in te zijn en niet enkel te belonen, bijvoorbeeld door het geven van kwaliteitslabels, maar ook om – waarom niet – een zekere vorm van bestraffing op te leggen.

Ik kijk uit naar de enquête door Dimarso bij de bewoners zelf, waarvan de resultaten midden december zullen worden gepresenteerd. Het lijkt me inderdaad een goede zaak dat wordt gemeten bij de bewoners zelf wat er al dan niet fout loopt in woonzorgcentra. Ook daar is er opnieuw het verhaal dat er woonzorgcentra zijn die wel degelijk goede, kwaliteitsvolle zorg aanbieden, maar dat de rotte appels, zoals collega Bertels het ook stelde, er wel uit moeten. Meten is dus inderdaad wel weten, maar ik denk dat meten niet voldoende meer is, dat we niet willen worden geconfronteerd met nog eens een reportage over woonzorgcentra waar de kwaliteitseisen allesbehalve zijn, waar men zelfs niet meer toekomt aan de minimale basiszorg.

Minister, dat waren mijn bijkomende bemerkingen, waarvan ik hoop dat u ze ook ter harte zult nemen. We willen ook wel de politieke wil bij de Vlaamse Regering zien om daar de nodige budgetten voor vrij te maken.