Bart Maddens: “De N-VA is niet méér een V-partij dan de cd&v” (Pal)
De V-partijen halen 47 procent van de stemmen! Nog nooit haalden de Vlaams-nationale partijen zo een hoge score! Om propagandistische redenen kan het nog steeds nuttig zijn om de N-VA– en de Vlaams Belang-stemmen bij elkaar op te tellen en die als ‘V-partijen’ te onderscheiden van de andere. Maar, tussen ons gezegd en gezwegen: in werkelijkheid slaat dit nergens meer op.
Op basis waarvan kunnen we bijvoorbeeld nog zeggen dat de N-VA wél een V-partij is, maar cd&v niet? Je kunt argumenteren dat de N-VA zichzelf tot nader order ‘Vlaams-nationaal’ noemt. Je kunt verwijzen naar de historische wortels van de partij. Je kunt speculeren over de verborgen strategie van de N-VA op lange termijn. Het lijkt mij echter verstandiger om te kijken naar de feiten en naar het gedrag van de partijen.
De N-VA is niet méér een V-partij dan de cd&v
Neem nu het verkiezingsprogramma. In dat van cd&v vinden we de klassieke Vlaamsgezinde standpunten terug. Vlaanderen moet meer bevoegdheden krijgen inzake arbeidsmarkt- en gezondheidsbeleid, de band tussen Vlaanderen en Brussel moet worden versterkt, de tweetaligheid in Brussel moet worden gegarandeerd, het Vlaamse karakter van de Rand moet worden behouden.
Met het N-VA-programma daarentegen was er iets heel vreemds aan de hand. Het begon met een korte ‘preambule’ waarin werd verwezen naar het confederalismeplan van lang geleden (begin 2014). Dit programma blijft ook vandaag volledig behouden, lezen we. In het eigenlijke programma van de partij is er dan nergens nog sprake van dit confederalisme en ook het communautaire komt amper aan bod. Het beleid dat de N-VA vooropstelt, situeert zich duidelijk binnen het bestaande Belgische kader.
Het confederalisme blijft (…) dienst doen als opium voor de naïeve flaminganten
Voor een goede verstaander had het toen al duidelijk moeten zijn: een staatshervorming is geen prioriteit voor de N-VA. De Vlaams-nationalisten werden gepaaid met een communautaire ‘preambule’ van tien regels en daarna werd 118 pagina’s lang uitgelegd hoe de partij zou besturen zonder een staatshervorming. Je kunt dat zien als een mooie voorafspiegeling van het Arizona-regeerakkoord. Dat begint ook met een soort institutionele ‘preambule’. Bij wijze van snoepje wordt aan de Vlaams-nationalisten beloofd dat een staatshervorming zal worden voorbereid, tegen ooit. En dan gaat men snel over tot de Belgische orde van de dag.
Lege doos zonder borrelnootjes
De verwijzing naar het confederalisme of de Vlaamse onafhankelijkheid heeft iets louter ritueels gekregen bij de N-VA. Het is een mantra die de partij af en toe herhaalt om de Vlaams-nationalisten te sussen, maar die geen enkele praktische politieke implicatie meer heeft. Het confederalismeplan van de N-VA is net hetzelfde als wat het Charter van Quaregnon lange tijd was voor de Belgische socialistische partij.
Dat was een radicaal quasicommunistisch programma dat in 1894 is aangenomen en tot 1978 in principe de ideologische grondslag vormde voor de partij. Zeker na de Tweede Wereldoorlog had dit echter geen enkele reële impact meer op het beleid van de socialisten. Het charter werd louter symbolisch. Op de duur wist niemand nog wat er precies in stond. Gaandeweg werd er zelfs lacherig over gedaan. Om geen slapende honden wakker te maken en de meest radicale kameraden aan boord te houden, werd het charter nooit aangepast of afgevoerd. Pas in 1978, bij de stichting van een nieuwe Vlaamse en Franstalige socialistische partij, gebeurde dat automatisch en werd het charter in alle stilte naar het archief verwezen.
Met het confederalismeplan van de N-VA gaat het dezelfde weg op. Vandaag zijn er vermoedelijk nog maar weinig N-VA’ers die weten wat dat plan precies behelst. Waarom zouden ze dat ook moeten weten? Het communautaire is overduidelijk geen prioriteit meer voor de partij. Dat is duidelijk gebleken tijdens de regeringsonderhandelingen. Conner Rousseau en Georges-Louis Bouchez hebben verschillende keren met de vuist op tafel geslagen om hun prioriteiten door te drukken: respectievelijk een meerwaardebelasting en een belastingverlaging.
De N-VA heeft dat nooit gedaan inzake het communautaire dossier. Er lagen wel een aantal communautaire hervormingen op tafel die konden worden doorgevoerd met een gewone meerderheid. Toen bleek dat die ‘imbuvable’ waren voor de Franstaligen, heeft de N-VA zich daar onmiddellijk en lijdzaam bij neergelegd. Zelfs de principiële keuze voor een defederalisering van de gezondheidszorg, die wel in het Vivaldi-akkoord stond, heeft de N-VA niet kunnen of willen doordrukken. De partij was er als de dood voor dat de federale regeringsdeelname en het premierschap aan haar neus voorbij zouden gaan. Daarom wilde ze communautair niet moeilijk doen. Het resultaat is bekend: een lege doos zonder zelfs maar een paar borrelnootjes.
Wereld op zijn kop
Ook nu de Arizona-regering al twee maanden bezig is, blijkt duidelijk dat het communautaire in de N-VA allesbehalve bovenaan in de schuif ligt. Politici als Bart De Wever en Theo Francken mogen tegenwoordig aanschuiven bij de groten der aarde en verwaardigen zich niet meer om zich nog in te laten met ‘kleinzielige’ flamingantische zaken.
De N-VA maakt de rationele calculus dat een radicaal Vlaamsgezind profiel de partij meer stemmen en mandaten kost dan dat het opbrengt
Het meest verbijsterend in dat verband vond ik de uitlatingen van premier De Wever in de Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken op 1 april. François De Smet van DéFI vroeg of hij akkoord ging met het voorstel van Georges-Louis Bouchez om Brussel onder curatele te plaatsen. De Wever wimpelde dat weg omdat het volgens hem institutioneel niet kan. Dat is pertinent onjuist natuurlijk. De Brusselwet voorziet wel degelijk in de mogelijkheid dat beslissingen van het Hoofdstedelijk Gewest worden geschorst en vernietigd door de federale overheid, en dat de federale overheid in de plaats treedt van dat Gewest.
Dit is toch wel echt de wereld op zijn kop. De Franstalige liberalen willen dat Brussel ondergeschikt wordt gemaakt aan de federale overheid, iets waar de Vlaamse Beweging altijd voor heeft geijverd. En nu is het uitgerekend de ‘Vlaams-nationalist’ De Wever die zich daartegen verzet. Zijn partij heeft dat ook niet op tafel durven te leggen tijdens de onderhandelingen.
Volksunie-bis?
Tot op zekere hoogte zie je in de N-VA dezelfde evolutie als in de Volksunie van de jaren negentig. Toen waren er steeds meer VU-politici die het communautaire gingen zien als een blok aan het been, als een vervelende hindernis op de weg naar bestuursdeelname. Maar als je het communautaire wegliet in de Volksunie, dan hield je natuurlijk niets meer over. Dan was er enkel een groep linkse en een groep rechtse politici, zonder bindmiddel. De N-VA is ideologisch veel homogener. Daardoor is het ook gemakkelijker om het communautaire te lozen. Want dan houd je nog steeds een centrumrechtse partij over.
Er is nog een belangrijk verschil tussen de Volksunie en de N-VA. De VU’ers die af wilden van het communautaire, wilden dat bruuskeren en riepen daardoor ook verzet op binnen de partij. De N-VA-top pakt het veel verstandiger aan. Ze kiest voor een heel langzame metamorfose, een nauwelijks merkbare vervelling van een radicale Vlaams-nationale partij naar een Belgische systeempartij. Terwijl het confederalismeplan dienst blijft doen als opium voor de naïeve flaminganten.
Overigens wordt met de unanieme keuze voor Valerie Van Peel als voorzitter alweer een klein stapje in die richting gezet. Zeker, het klinkt onsympathiek om haar te verwijten dat ze geen stamboekflamingante is. Hoe meer bekeerlingen, hoe liever. Maar, eerlijk, in de gegeven omstandigheden zou ik me toch meer op mijn gemak gevoeld hebben met een klassieke Vlaams-nationalist als voorzitter. Dat het anders is uitgedraaid, kan bezwaarlijk toevallig worden genoemd.
De houding van Vlaamse Bewegers ten aanzien van de N-VA vandaag kun je het best vergelijken met een rouwproces. Er is eerst de fase van de ontkenning. Men blijft zich vastklampen aan de idee van de N-VA als ‘V-partij’. Daarna volgt wellicht boosheid. Maar die heeft, zoals bij een overlijden, eigenlijk weinig zin. Net zomin als het zin heeft dat autoliefhebbers boos worden omdat Volkswagen niet langer de Kever produceert. Politieke partijen functioneren inderdaad als bedrijven. De N-VA maakt de rationele calculus dat een radicaal Vlaamsgezind profiel de partij meer stemmen en mandaten kost dan dat het opbrengt. En dus wordt die productielijn stilletjes aan stopgezet. Dat is nu eenmaal hoe de partijpolitiek werkt. En zo zitten we meteen in de laatste fase van het rouwproces: berusting.
Van PAL: Wannes Neukermans