Berekening partijprogramma’s door Planbureau: een gemiste kans

Het Vlaams Belang presenteerde vandaag de voorlopige resultaten van de ‘doorrekening’ van haar programma door het Federaal Planbureau (FPB). De partij zegt “fundamentele bezwaren” te hebben bij de methodologie die het Planbureau daarbij gebruikt. Zo wil het geen resultaten van maatregelen doorrekenen naar Vlaanderen of maatregelen die een wetswijziging nodig hebben. “Dit maakt de hele oefening compleet nutteloos”, zegt Europees Parlementslid en hoofd van de studiedienst van het Vlaams Belang Tom Vandendriessche. Het Belgisch systeem loopt helemaal vast. Iedereen ziet het. Maar we mogen blijkbaar niet weten wat ander beleid voor de Vlamingen oplevert.” 

De prioritaire maatregelen van het Vlaams Belang die het Planbureau wel kon, mocht en wou berekenen hebben een budgettaire kost voor Vlaanderen van 6 miljard euro, becijferde de Vlaams Belang-studiedienst. Daartegenover stelt Vlaams Belang structurele besparingen op het politiek en Europees systeem, de transfers naar Wallonië en de migratiekosten van in totaal 14 miljard euro. “De prioriteiten van het Vlaams Belang zijn dus meer dan twee keer betaalbaar”, zegt Vandendriessche. “Tenminste, als we andere politieke keuzes maken dan de regeringen van de afgelopen decennia en eindelijk onze mensen op de eerste plaats zetten.”

Het Vlaams Belang blijft voorstander van de doorrekening van alle beleidsvoorstellen van politieke partijen, niet alleen in de aanloop naar verkiezingen, maar gedurende de hele legislatuur. “Zo wordt het politieke debat ook cijfermatig verrijkt”, klinkt het. “Daarbij moet de rol van het Planbureau zijn om voorstellen te becijferen, niet om te oordelen of een voorstel haalbaar, wenselijk of juridisch mogelijk is. Dat zijn immers politieke en opportuniteitsbeslissingen die de democratie maakt.” Het Vlaams Belang wil echter wel de constructieve samenwerking met het Planbureau in deze oefening naar aanleiding van de verkiezingen benadrukken, maar wijst op structurele tekortkomingen in de ‘doorrekening’ die het Planbureau binnenkort zal presenteren.

“DE ROL VAN HET PLANBUREAU MOET ZIJN OM VOORSTELLEN TE BECIJFEREN, NIET OM TE OORDELEN OF EEN VOORSTEL HAALBAAR, WENSELIJK OF JURIDISCH MOGELIJK IS”

Zo verschaft de doorrekening geen resultaten van de impact van federale maatregelen op gewestelijk niveau. Nochtans is de socio-economische en maatschappelijke realiteit in Vlaanderen fundamenteel verschillend van die in Wallonië, waardoor maatregelen op federaal niveau een heel ander effect hebben op gewestelijk niveau. “Burgers hebben het recht hierover geïnformeerd te worden”, zegt Vandendriessche. Het Planbureau wil ook geen resultaten van maatregelen doorrekenen die een (grond)wettelijk, internationaal of verdragsrechtelijk initiatief vergen. Het gaat om bijvoorbeeld de afscherming van de sociale zekerheid voor vreemdelingen zoals in Denemarken het geval is of de verlaging van de bijdrage van lidstaten aan de Europese Unie zoals Nederland tot tweemaal toe onderhandelde. “Dat is bizar, want de verandering van wetten en verdragen behoort tot de taak van de wetgevende macht, waaraan de politieke partijen middels verkiezingen deel van willen uitmaken. Bovendien werden sommige maatregelen zoals het verlengen van de wachttijd voor onze sociale zekerheid voor vreemdelingen bij de becijfering door het Planbureau in 2019 wel doorgerekend en leverde dit maar liefst 1.5 miljard euro per jaar op, maar nu weigert men deze opnieuw te berekenen.”  

Ook resultaten van maatregelen die een institutionele hervorming vergen, zoals de splitsing van de sociale zekerheid en de fiscaliteit, zijn blijkbaar taboe. Nochtans zijn gevalideerde data beschikbaar bij Belgische kennisinstellingen, zoals de Nationale Bank van België dat de transfers berekende die bij een splitsing zouden wegvallen. Bepaalde maatregelen, zoals de invoering van een verkeersvignet, werden dan weer niet doorgerekend omdat het FPB geen geschikt rekenmodel heeft. Nochtans werden die in 2019 wel doorgerekend en zijn er voldoende valide modellen bij andere kennisinstellingen beschikbaar.

“Het gevolg is dat, ondanks alle nobele bedoelingen, de doorrekening een arbitraire, onvolledige en eigenlijk manipulatieve oefening is geworden”, besluit Vandendriessche. “Waarbij de kiezer enkel maar geïnformeerd wordt over de kostprijs van meer van hetzelfde beleid, maar niet mag te weten komen wat andere beleidskeuzes opleveren.”