Filosofe Vandermassen: “EVRAS is meer ideologisch dan wetenschappelijk” (bron: V Nieuws)
“Er is wel degelijk een probleem met EVRAS”. Dat schrijft filosofe Griet Vandermassen in haar column op De Standaard. “Het is goedbedoeld, met mooie principes, maar het komt inderdaad meer neer op ideologie dan op wetenschap”. Ze legt die positie ook uit in De Morgen. Kinderen van 9 tot 11 jaar moeten ‘erkennen dat we in een heteronormatieve maatschappij leven’. “Dat kun je moeilijk een neutrale doelstelling noemen.”
De UGent-filosofe Griet Vandermassen is kritisch ten aanzien van EVRAS. EVRAS is een organisatie van allerlei links-ideologische groeperingen die didactisch materiaal aanbieden voor kinderen vanaf 5 jaar tot 15 jaar rond seksuele opvoeding. En sinds het EVRAS-decreet moeten de vier uren seksuele opvoeding aan 11-12-jarigen en 14-15-jarigen in Wallonië ingesteld worden op basis van EVRAS-principes.
Maar EVRAS beperkt zichzelf niet tot dat decreet en die lesuren en biedt allerlei zaken aan voor ouders, pedagogen en leerkrachten. Sommige dingen zijn daarbij zéér betwijfelbaar. Kinderen van 5 jaar worden zo in een voorleesboekje aangeraden om een bordje aan hun kamerdeur te hangen als ze tijd willen maken voor hun ‘intimiteit’. In hetzelfde boekje wordt ook uitgelegd wat masturbatie is, kwestie van alle onduidelijkheid weg te nemen.
Politieke agenda kan verwarde kinderen onder druk zetten
Vandermassen legt de situatie uit alsook waarom het problematisch is om kinderen te leren over ‘heteronormativiteit’. “Er is een groot verschil tussen kinderen informeren over seksuele diversiteit en aan een specifieke vorm van maatschappijkritiek doen”, aldus de filosofe in De Morgen. “Dat laatste komt neer op een politieke agenda. De bundel adviseert om kinderen vanaf de leeftijd van vijf jaar te leren dat er een verschil is tussen biologische sekse en genderidentiteit, en hen aan te sporen om hun eigen genderidentiteit op het spoor te komen en uit te drukken. Bij de richtlijnen voor de 12- tot 14-jarigen staat dat je als leerkracht hen de mogelijkheden tot transitie kan leren kennen, tot en met lichamelijke ingrepen. En ook welke diensten ze daarvoor kunnen raadplegen. Ik vind dat eenzijdig en risicovol.”
Vandermassen argumenteert immers dat deze ‘informatie’ verwarrend kan werken. “Kinderen zijn hier niet klaar voor”, klinkt het. “Je geeft hen zo de boodschap dat als ze gender-non-conform zijn, ze misschien wel tot het andere geslacht behoren. Dat kan onschuldig lijken, maar is het niet.”
Vandermassen wijst ook op de nieuwste wetenschappelijke inzichten die onder meer de PANO-reportage eerder dit jaar belichtte, namelijk dat er een enorme toename is van (veel meer biologisch vrouwelijke) kinderen die aankloppen bij een genderkliniek. “Het zijn vaak kinderen die getroubleerd zijn, die in de knoop liggen met zichzelf”, legt de academica uit. “Uit internationale studies [legde De Morgen de gepubliceerde studies voor, red.] weten we dat er bij die nieuwe groep ook vaak mentale problemen speelt. Ze voelen zich slecht en hopen door een transitie die problemen te overwinnen. Maar het bewijs dat transitie voor deze nieuwe groep jongeren helpt, is ontzettend zwak.”