WAAROM ZIJN DE VLAMINGEN ZO BRAAF?

In aanloop naar onze Vlaams-nationale feestdag organiseerde Seniorenforum Brugge en Oostkust op 07.07.22 een spreekbeurt met als thema de meer en meer gestelde vraag “Hoe komt het dat de Vlamingen zo braaf zijn?” Spreker was Ignace Lowie, regiovoorzitter SF Brugge en Oostkust, gewezen Vlaams Blok parlementslid en medewerker aan diverse publicaties. Goed gevulde zaal ondanks de vakantieperiode, een namiddag op een weekdag, de Ronde van Frankrijk…. Spreker kon door zijn vlotte en vloeiende stijl het publiek van het begin tot het einde boeien.

Uitgangspunt van de spreekbeurt was een beschouwing van de situatie waarin Vlaanderen zich heden bevindt. België is geen normaal land: de meerderheid -de Vlamingen- wordt er door allerlei technieken gefnuikt en door een minderheid -Wallonië- aan de leiband gehouden. Daarvoor werden “bijzondere meerderheden”, “alarmprocedures”, e.a. in het leven geroepen en heeft de Vlaamse mandataris om verkozen te worden meer stemmen nodig dan zijn Waalse collega. Ondanks een rechtse meerderheid moet Vlaanderen een “Vivaldi” regering tolereren die zijn stemgedrag niet weergeeft. Het federalisme en confederalisme zijn staatsvormen  bedoeld om de Belgische constructie aan elkaar te houden. Op de huidige “weerbaarheidsgraad” van de Vlamingen valt terecht kritiek te uiten.

Hamvraag is of die verwaterde houding eerder “genetisch” bepaald is of historische gebeurtenissen daartoe hebben bijgedragen. Spreker leidde ons op een wandeling door onze geschiedenis. Alle periodes, heersende vorstenhuizen, geopolitieke situaties kwamen aan bod. Aangetoond werd dat het rijke en op vele vlakken toonaangevende  Vlaanderen in al die periodes wel degelijk een vuist kon maken. Dat onze gewesten en vrije steden dikwijls het voortouw namen in de strijd tegen de onrechtvaardigheden van de heersers en door hen als “lastigaards” werden beschouwd. Soms gingen onze steden zelfs onderling “op de vuist”.

De periode van Filips II die de oekaze poneerde dat de Nederlanden katholiek moesten zijn, betekende een eerste keerpunt. De  tegenstellingen op godsdienstig gebied bereikten in 1585een hoogtepunt met deval van Antwerpentoen Spaanse troepen lelijk huishielden en aanleiding gaven tot een massale volksverhuizing -meestal naar het Noorden- van Vlamingen en Brabanders. Geestelijk, economisch en financieel betekende dit een ramp en verarming voor onze gewesten. Onze Zuidelijke Nederlanden werden verder gedomineerd door een kring van edelen en hogere geestelijken die totaal geen “afwijkingen” op de opgelegde katholieke dogma’s toestonden. Het was “werken!” en de kerk denkt voor u. Dit terwijl in het Noorden meer een “overlegcultuur” ontstond en het “vrije denken” er mogelijk was. Onze bevolking trachtte op alle mogelijke manieren de strenge katholieke regels te omzeilen: de basis voor de “plantrekkerij” was gelegd.

Spreker ontkrachtte de mythe als zou de Vlaamse “braafheid” te maken hebben met het “bezettingsverleden” van onze gewesten. Dat is een belgicistische theorie die nergens op slaat. Onze gewesten zijn nooit langdurig bezet en meestal bleven de “lagere bestuursorganen” dan nog onder controle van de bevolking.

Na de scheiding en na de Spaanse Habsburgers kregen we de Oostenrijkse Habsburgers. Die zorgden voor een relatief rustige periode met Jozef II als nieuwlichter.

Eind 18de eeuw brak dan de “Franse periode” aan. Hier kunnen we van een echte, grondige bezetting spreken. Er werd bewust geageerd om onze gewesten grondig te “verfransen”. Meer nog, we werden gewoon Franse departementen. Vlaanderen en Brabant verdwenen. In de Napoleontische periode werden duizenden jonge Vlamingen opgeofferd voor de imperialistische dromen van de keizer.

De historische Nederlanden werden in 1815 na de nederlaag van Napoleon herenigd. Het was een bloeiperiode op economisch- en onderwijsvlak. Willem voerde ook een consequente taalpolitiek. De kerk ageerde van in het begin echter tegen de eenheid omdat ze zich “bedreigd” voelde door de protestanten en vreedzaam “naast elkaar bestaan” verwierp.

1830 Kwam er door een samengaan of samenzwering van conservatieve katholieken en liberalen, en Fransgezinden allerlei, gesteund door Frankrijk. De voorheen in de  bestuursfuncties ingeplante Fransen waren hun ambten blijven behouden en kozen partij voor de opstandelingen.  België is een door Frankrijk in het leven geroepen natie. Er bleef nog lang een orangistische stroming. Vlaanderen raakte in een nooit geziene recessie. Er heerste fysieke en geestelijke armoede. De harde wetten en gevolgen van het kapitalisme en de industrialisering deden hun intrede. Er was verpaupering en velen emigreerden. Het was de tijd van “arm Vlaanderen”. De voertaal van de nieuwe staat was Frans. Dat werd op alle niveaus opgelegd. Een Nederlandstalige moest voor een Franstalige rechtbank verschijnen… Denken we aan de zaak Coucke en Goethals. De Germaanse dialecten moesten best worden “uitgeroeid”. Men behield wat “Vlaamsch” maar reduceerde dat tot een folkloristisch gegeven om aan te tonen dat er een eigen Belgische identiteit bestond. Men zorgde er steeds voor het altijd over “Vlaams” te hebben als verzamelnaam van quasi onbegrijpelijke en cultureel minderwaardige dialecten; n o o i t  over Nederlands als cultuurtaal. De superioriteit van het Frans werd gecultiveerd. De Vlaming werd door het officiële België als tweederangsburger behandeld.

Tussen de 2 wereldoorlogen bereikte de industrialisering ook Vlaanderen. Sinds de 2de helft van de 19de eeuw was er een sterke arbeidersbeweging op gang gekomen. Met diverse technieken trachtte men in Vlaanderen te beletten dat er industriële agglomeraties zoals in Wallonië ontstonden die het “socialisme” in de hand zouden kunnen werken. Spreker beklemtoonde de verdiensten van die arbeidersbeweging en het voornaamste politiek exponent er van, het socialisme. Het zou de logica zelf zijn geweest mocht er een symbiose zijn ontstaan tussen de Vlaamse en de sociale beweging. Er waren meer raakpunten dan verschillen. Het Daensisme was een poging ter zake. Maar feit is dat de socialisten in Vlaanderen meer en meer gedomineerd werden door hun sterkere geestesgenoten uit Wallonië en de politiek soms zeer “anti-Vlaamse” Waalse standpunten moesten overnemen. Feit ook is dat de Vlaamse beweging eerder geënt was op middengroepen die niet direct met alle sociale eisen konden akkoord gaan. Tekenend voor de verdwazing bij de BSP was de uitspraak van de Brugse eerste-minister Achille Van Acker op de Vlaamse eis voor werk in eigen streek: “Ze moeten maar in Wallonië gaan werken…”.

Spreker besloot met de vaststelling dat hij aangetoond had dat de Vlamingen wel degelijk braaf en nederig zijn in het politiek en maatschappelijk bestel. Dat heeft niets met de genen, met de wortels van de Vlamingen te maken. Het is ook niet ontstaan door eeuwenlange bezettingen, omdat die er niet waren. Verantwoordelijk zijn:

*De splitsing van de Nederlanden in 1585 waarbij een zeer groot deel van onze geestelijke en economische elite onze gewesten verliet.

*De nefaste rol van de officiële Kerk en de bourgeoisie in de Zuidelijke Nederlanden.

*Het spijtige niet-samenwerken van de historische sociale en Vlaamse bewegingen in Vlaanderen.

Vlaanderen heeft welstand bereikt. De openheid en de talenkennis van de Vlamingen maken dat wij een gewaardeerde handelspartner zijn en op alle vlakken kunnen meespelen. Vraag is of wij politiek “braaf en onderdanig” moeten blijven of zelfbeschikking ons een stap verder in onze ontwikkeling kan brengen.